h

Milieudefensie: geen geld aan LPM besteden

26 januari 2009

Milieudefensie: geen geld aan LPM besteden

Omdat Minister Cramer zich op aanvechtbare stellingnamen baseert, dringt Milieudefensie er in een brief dd 14-01-09 aan de vaste kamercommissie Ruimtelijke Ordening op aan de beleidsmatige en financiële inzet en betrokkenheid van het rijk bij de aanleg van een nieuw bedrijventerrein van 150 ha. in Moerdijk (Logistiek Park Moerdijk) te beëindigen en het daarvoor gereserveerde geld in te zetten voor de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen.

Amsterdam, 14 januari 2009

Geachte dames en heren,
Tijdens uw Algemeen Overleg van 29 januari over de Uitvoering van de Nota Ruimte spreekt u onder meer over het bedrijventerreinenbeleid, Logistiek Park Moerdijk en het Nationaal Landschap Noordelijke Wouden. In deze brief willen wij enkele overwegingen t.a.v. het Logistiek Park Moerdijk onder uw aandacht brengen.

Minister Cramer heeft op 6 januari 2009 op uw verzoek een brief naar de kamer gestuurd waarin zij reageert op de brief van Stichting Behoud Buitengebied Moerdijk en Milieudefensie van 29 oktober 2008 over de betrokkenheid van het rijk bij de ontwikkeling van het Logistiek Park Moerdijk. De conclusie van de minister dat het Logistiek Park Moerdijk niet in strijd is met het rijksbeleid is terug te leiden tot drie aanvechtbare stellingnamen:

1. De SER-ladder wordt in Moerdijk niet toegepast
De minister meent dat de SER-ladder in Moerdijk voldoende wordt toegepast omdat de oorspronkelijke plannen van 600 ha. nieuwe uitleg zijn teruggebracht tot 150 ha. in combinatie met 250 ha. herstructurering van het bestaande terrein.
De minister refereert aan een onderzoek door DHV uit 2006 dat de basis vormt voor de behoefteramingen in Moerdijk. DHV raamt de ruimtebehoefte op 293 ha. (basisscenario) voor alle doelgroepen in Moerdijk tot 2025 samen. Op basis hiervan kon de oorspronkelijk geplande 600 ha. nieuw bedrijventerrein niet worden verantwoord, daarom is het plan teruggebracht tot 150 ha. Volgens DHV is er op het bestaande haven- en industrieterrein Moerdijk direct 254 ha. beschikbaar en is er nog 103 ha. in reserve bij bedrijven. In 2006 was er dus volgens DHV maximaal 357 ha. beschikbaar te maken. DHV concludeert daarom dat het potentiële aanbod in Moerdijk kwantitatief genoeg is om de vraag in Moerdijk te dekken.

Een contra-expertise van onderzoeksinstituut OTB (TU Delft) in opdracht van Milieudefensie (2008) heeft uitgewezen dat de behoefteramingen van DHV zeer optimistisch zijn en veel hoger uitkomen dan ramingen op basis van het Transatlantic Market Scenario dat sinds 2007 door het kabinet als uitgangspunt wordt genomen voor het bedrijventerreinenbeleid. Een inventarisatie van bewonersgroepen Stichting Behoud Buitengebied Moerdijk en Stichting Hart van Moerdijk geeft een gedetailleerd beeld van de verdeling van de ruimte op het bestaande terrein. Hieruit blijkt dat ook anno 2008 nog grote aaneengesloten delen van het bestaande bedrijventerrein Moerdijk braak liggen (zie brief SBBM en Milieudefensie d.d. 29 oktober 2008).
Milieudefensie vindt dat er pas sprake van toepassing van de SER-ladder is, als plannen voor nieuwe uitleg worden beperkt omdat beter gebruik wordt gemaakt van bestaande terreinen. Dat gebeurt niet in de huidige plannen; het merendeel van het bestaande industrieterrein blijft ongebruikt (zie 2).

2. De meeste ruimte op het bestaande haven- en industrieterrein Moerdijk is niet nodig om milieuhinderlijke bedrijven te huisvesten.
De minister wil de ruimte op het bestaande haven- en industrieterrein Moerdijk niet vrijgeven voor logistiek omdat ze die wil reserveren voor milieuhinderlijke bedrijven. Dat de reservering van ruimte op het bestaande terrein nodig zou zijn vanwege een te verwachte ruimtevraag door milieuhinderlijke bedrijven, wordt door de minister niet onderbouwd. In werkelijkheid is de vraag naar ruimte voor milieuhinderlijke bedrijven erg beperkt: de door DHV geraamde 293 ha. bestaat voor 187 ha. uit logistiek. Bovendien zal de beperkte groei van de milieuhinderlijke sectoren (chemie, procesindustrie etc.) in de komende jaren volgens het CPB na 2020 stagneren of zelfs krimpen door veranderende economische activiteiten (Bedrijfs Locatie Monitor, 2007). Voor Moerdijk komt dit erop neer dat er nieuwe ruimteclaims worden gedaan, terwijl er geen uitzicht is op invulling van de beschikbare ruimte op het bestaande haven- en industrieterrein Moerdijk.

3. Het bestaande haven- en industrieterrein Moerdijk is zeer geschikt voor logistieke bedrijven.
De minister meent dat het niet mogelijk om grote logistieke bedrijven te huisvesten op het bestaande haven- en industrieterrein Moerdijk vanwege ruimtelijke eisen, synergie effecten en risico contouren. Ook deze stellingname wordt door de minister niet onderbouwd.

In werkelijkheid is het bestaande haven- en industrieterrein Moerdijk direct aangesloten op snelweg, spoor en water. Daarnaast zijn de voor grootschalige logistiek noodzakelijke grote kavels van maximaal 5 ha. voorhanden op het bestaande haven- en industrieterrein. Bovendien zijn er zeer grote aaneengesloten delen van het terrein die braak liggen, waar de beoogde synergie effecten ook kunnen worden bereikt. Ten slotte is het onwaarschijnlijk dat de risico contouren van milieuhinderlijke bedrijven op het bestaande terrein ook op de door ons geschikt geachte kavels voor logistieke bedrijven van toepassing zijn. Een nieuwe zonering biedt hier uitkomst.
Aangezien uit de reactie van de minister op onze brief blijkt dat de minister zich op aanvechtbare stellingnamen baseert, dringt Milieudefensie er bij u op aan de beleidsmatige en financiële inzet en betrokkenheid van het rijk bij de aanleg van een nieuwe bedrijventerrein van 150 ha. in Moerdijk (Logistiek Park Moerdijk) te beëindigen en het daarvoor gereserveerde geld in te zetten voor de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen.

Hoogachtend en met vriendelijke groeten,

Klaas Breunissen, campagneleider ruimte en landschap

U bent hier